Commotie omtrent ‘de Zeeland’
In de raadsvergadering van juli werd een motie van het CDA, GBWP en de VVD over detailhandel in De Zeeland behandeld. De PvdA is toen uiterst kritisch geweest over het gebruikmaken van een collegebevoegdheid, zónder hierover de gevoelens van de gemeenteraad te peilen. Wethouder Linssen heeft toegezegd dat voortaan in vergelijkbare gevallen wel te zullen doen.
Om een aantal ontwikkelingen in De Zeeland mogelijk te maken heeft het college namelijk gebruik gemaakt van artikel 4, lid 9, Bijlage II Bor. Dat wordt ook gemeld in een antwoordbrief op vragen van het CDA van 15 mei 2015. Dat mag het college. Maar dan is het wel vreemd, of erger: niet waar, als in de krant wordt geciteerd (zie onderstaand artikel in BNdeStem): “Tegenhouden kan niet” en “juridisch is er niets tegen te beginnen”. Het college had namelijk ook géén gebruik kunnen maken van haar bevoegdheid en géén medewerking kunnen verlenen.
Vooraf de gemeenteraad peilen over de opvattingen rond dit politiek gevoelig dossier, het spreken met belanghebbende bezwaarmakers als Vereniging Binnenstad en Sterck en het initiatief van de gemeenteraad over een visie rondom de Binnenstad afwachten, had veel van de ontstane commotie kunnen voorkomen.
Wethouder Linssen doet alsof de markt dit allemaal afdwingt en alsof alles ons maar overkomt, maar het college speelt hierin een actieve rol in. Het zou eerlijker zijn als de portefeuillehouder daarvoor de volledige verantwoording neemt.